Preek op zondag 20 april 2008 in Open Hof. Tekst: Joh.14: 1 – 14. Dienst van Schrift en Tafel.

 

 

Lieve mensen,

 

U hebt het misschien al gehoord: wij hadden gisteren in Open Hof een fantastische middag naar aanleiding van mijn jubileum. Met prachtige muziek en korte preken over dezelfde tekst als vanmorgen op het rooster staat, uit Johannes 14: ‘In het huis van mijn vader zijn veel kamers’. Toen ik nadacht over het programma van gisteren kwam ik op het idee om de verbale en muzikale benadering  van de preek nog wat te verruimen door mensen daarnaast uit te nodigen de tekst zo mogelijk nog op andere, creatieve manieren in beeld te brengen.  Dat is prachtig gelukt, kijkt u maar rond. Het jubileumcomité organiseerde zelfs een middag om te schilderen onder leiding van Anja Vreeswijk.

Ik kon niet die dag en dat is misschien maar goed ook, want schilderen, dat begrijpt u, is nog een hele kunst.

Je kunt wel iets in je hoofd hebben, maar dan is het nog lang niet geschilderd.

Maar toen dacht ik, weet je wat, dat schilderen van mij is niet gelukt, maar ik ga wel vertellen wát ik wílde schilderen.

Dat is de Anatole Franceplaats.

Wat een onderwerp, zult u zeggen.

Ik kwam erop naar aanleiding van de gewelddadige dood van een vrouw, die daar begin dit jaar  plaatsvond.

Een week na het akelige nieuws moest ik in de buurt zijn vanwege de actie Kerkbalans. Ik wist niet waar het gebeurd was, maar dat was wel te zien. Op de hoek van het rijtje huizen langs de Wilsonweg trof ik een geblakerd en verfomfaaid portiek aan. Maar daarin was een klein heuveltje bloemen gelegd om de neergestoken vrouw te gedenken, ze hadden hun fleur toen ik langskwam nog net niet verloren.

Terwijl ik daarna de toren op en neer draafde via het trappenhuis aan de buitenkant en op iedere etage de straat beneden mij kleiner en kleiner zag worden, en vervolgens ook op de etages van de knikflat van hoog tot laag telkens de buitenwereld weer even zichtbaar was, werd mijn blik steeds weer naar dat ene portiek daar in de diepte getrokken, waar die dode was en nu alleen nog die eenzame bloemen.

Zoiets onmogelijks had ik willen schilderen: de Anatole Franceplaats als een klein universum.

Heel veel woningen of kamers, heel eentonig aan de buitenkant, maar binnenin gevuld met de eigen wereld van de bewoners, die plotseling getuige worden van een moord, van een moordplek althans in hun naaste buurt. In mijn verbeelding werd mijn schilderij beurtelings woest en wild, dan weer heel sereen en zacht, het bleef alle kanten opgaan. Toch hangt hier zowaar één klein schilderij, dat een beetje   de sfeer raakt van het schilderij van mij, dat er niet van gekomen is. Dat is het ‘huis in de nacht’, dat Fleur Dekker gemaakt heeft.

‘In het huis van mijn vader zijn vele woningen’. Dat staat in de vorige vertaling, de nieuwe heeft ‘kamers’. Dan kun je natuurlijk zeggen: geef mij de vorige vertaling maar, ‘woningen’ klinkt toch wat gerieflijker, we gaan ‘daarboven’ toch niet op kamers wonen…

Het belangrijkste is natuurlijk te weten, dat we met beeldspraak te maken hebben, zoals zo vaak in de Bijbel het geval is, en dus met diepere betekenissen.

En dan kan er van alles bovenkomen.

Vergelijk het maar met een proef in het scheikundelokaal. Ik heb het nu over een vak waar ik nooit veel van begrepen heb, maar fascinerend was het wel om stoffen allerlei verbindingen te zien aangaan.

Zo gaat het ook met bijbelse woorden en beelden. Woningen of kamers maakt denk ik weinig uit, maar als ik hoor dat er veel van zijn geeft dat zeker ruimte en dan klikt het, net als bij die stoffen, onmiddellijk met ‘scheppen’. Want scheppen is te omschrijven als ‘ruimte maken’ en waar voelt in de Bijbel de liefde zich nu beter thuis dan, dan waar ruimte wordt gemaakt of gegeven! Dus of je nou ‘woningen’ of ‘kamers’ vertaalt – het gaat  om de ruimte van Gods liefde en die ruimte is groot, heel groot.

Daarin is ook ruimte voor onze twijfel, voor onze vertwijfeling. Als Jezus zegt: ‘Ik ga voor jullie een plaats bereiden’ dan hebben die woorden natuurlijk een erg sterke lading.

Weet u, nu ga ik iets raars zeggen, maar toen ik erover nadacht, over wat Jezus hier zegt: ‘Ik ga voor jullie een plaats bereiden’ en wat er dan in werkelijkheid met hem gebéurt…toen vroeg ik me af, of je kunt zeggen… dat er bij God óók ruimte is voor -  de ondergang… ?

Zou dat méér dan iets ráárs, ook iets wáárs kunnen zijn?

Is er in die ruimte van Gods liefde, in die vele woningen of kamers, op een of andere manier niet ook plaats voor wat er zoal mis gaat, voor de pijn in mijn hart, voor de kanker, die mijn leven op z’n kop zet en dat van anderen, voor het onrecht dat mensen wordt aangedaan, voor… vult u maar in.

Voor die doodgestoken vrouw in Ommoord…

‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven’ zegt Jezus, maar dat is wel leven dóór de dood heen. Dus dat leven is op een of andere manier niet los van het lijden te verstaan.

Maar zijn ondergang is geen teloorgang bij Johannes, maar, hoe tegenstrijdig het ook mag  klinken, tegelijk een levensgang, zijn leven.

Als wij samen de gaven delen van  brood en wijn dan bevinden wij ons op zijn weg, zo gewoon en tastbaar, zo door en door menselijk als eten en drinken. Maar die weg is tegelijk méér dan gewoon, een beweging in de ruimte van Gods liefde.

Een liefde, die toch ook altijd iets tastbaars is tussen mensen, dat zij, ook als het duister hen omringt, mogen delen.

Als een geloofsgeschenk.

 

 

 

Amen